66160

Rijtuig-overkapping.In 1887 naar de huidige plaats, tegen de rechtervleugel van het hoofdgebouw aan het Stationsplein, verplaatste overkapping met een licht geknikte lengte-as, in oorsprong gebouwd als treinhal van het vroegere Hollandse Spoorstation in 1862 ter lengte van achttien traveeën (ca. 99 m) en met een overspanning van 15 m. Van de op de nieuwe plaats als rijtuig- en Scheveningse stoomtramoverkapping bestemde treinhal zijn de vier aan het hoofdgebouw grenzende traveeen naderhand dichtgemetseld ten behoeve van een rijwielstalling; de pijlers dragen hier het opschrift PLETTERIJ DEN HAAG 1892.De zadeldakvormige overkapping heeft houten dakvlakken, per travee verdeeld in drie velden door ijzeren Polonceauspanten; de constructie rust aan de spoorzijde op een bakstenen keermuur en aan de pleinzijde op een reeks slanke vierkante kolommen, die in de lengterichting zijn verbonden door een gietijzeren tralieligger; tussen de liggers en de kapvoet een glazen windscherm met in vierkanten en ruitvormen onderverdeling in ijzer aan de lange zijde; aan de korte zijde een soortgelijke vulling, doch zonder glasruiten. In de bakstenen keermuur bevindt zich in het midden de - inmiddels dichtgezette - uitgang, omlijst door Dorische zuilen en voorzien van een rondbooghek met siersmeedwerk in Art Nouveautrant.Complex-onderdeel van belang wegens architectuur- en bouwhistorische en typologische waarde.

66160

Rijtuig-overkapping.In 1887 naar de huidige plaats, tegen de rechtervleugel van het hoofdgebouw aan het Stationsplein, verplaatste overkapping met een licht geknikte lengte-as, in oorsprong gebouwd als treinhal van het vroegere Hollandse Spoorstation in 1862 ter lengte van achttien traveeën (ca. 99 m) en met een overspanning van 15 m. Van de op de nieuwe plaats als rijtuig- en Scheveningse stoomtramoverkapping bestemde treinhal zijn de vier aan het hoofdgebouw grenzende traveeen naderhand dichtgemetseld ten behoeve van een rijwielstalling; de pijlers dragen hier het opschrift PLETTERIJ DEN HAAG 1892.De zadeldakvormige overkapping heeft houten dakvlakken, per travee verdeeld in drie velden door ijzeren Polonceauspanten; de constructie rust aan de spoorzijde op een bakstenen keermuur en aan de pleinzijde op een reeks slanke vierkante kolommen, die in de lengterichting zijn verbonden door een gietijzeren tralieligger; tussen de liggers en de kapvoet een glazen windscherm met in vierkanten en ruitvormen onderverdeling in ijzer aan de lange zijde; aan de korte zijde een soortgelijke vulling, doch zonder glasruiten. In de bakstenen keermuur bevindt zich in het midden de - inmiddels dichtgezette - uitgang, omlijst door Dorische zuilen en voorzien van een rondbooghek met siersmeedwerk in Art Nouveautrant.Complex-onderdeel van belang wegens architectuur- en bouwhistorische en typologische waarde.