66515

InleidingBij het TU-complex Binnenstad behorende UNIVERSITEITSGEBOUW met ERFAFSCHEIDING van de Technische Hogeschool van de afdeling Weg- en Waterbouw naar ontwerp van architect G. van Drecht uit de periode 1918-1923 in de stijl van de Overgangsarchitectuur met invloeden van het Neo-Classicisme. Van 1976 tot 1997 maakte het gebouw onderdeel uit van de Centrale Bibliotheek van de TUD en de Centrale Fotografische Dienst, waarvoor Weg- en Waterbouw in 1976 door de rijksgebouwendienst verbouwd werd. De gebeeldhouwde entreepartij is van H.A. van den Eynde.In de kelders bevond zich vóór de bouw van het zelfstandige Waterloopkundig Laboratorium een tachtig meter lang laboratorium. De testmodellen werden van water voorzien door middel van een grote bak van gewapend beton, die buiten opgesteld was. Elektrische pompen, die opgesteld stonden onder het trappenhuis zorgden voor de watercirculatie.OmschrijvingHet gebouw is opgetrokken vanuit een samengestelde plattegrond en is grotendeels onderkelderd. De twee bouwlagen hoge hoofdmassa ligt evenwijdig aan het schuin op het stramien van de zijstraten liggende Oostplantsoen. Deze vleugel aan het Oostplantsoen bestaat uit een fors middenpaviljoen van drie traveeën breed onder een puntdak, dat bekroond wordt door een lantaarn. Achter dit hoofdvolume is het middenpaviljoen uitgebouwd met een samengesteld volume, dat het trappenhuis bevat, onder een puntdak en aan de westzijde een driekantige entreepartij (3/6) onder drie schilden. Aan weerszijden van het centrale, risalerende paviljoen bevinden zich twee vleugels van acht, resp. zeven traveeën breed met zadeldaken, waarvan de nokken evenwijdig aan de voorgevel lopen. De zuidelijke vleugel is langs de achtergevel uitgebouwd met een volume van één laag met plat dak. De haaks op het Oostplantsoen staande dwarsvleugels zijn voorzien van schilddaken met schoorstenen op de nokken. De zuidelijke dwarsvleugel is via een geknikt tussenlid met plat dak (met opengewerkte bakstenen balustrade afgesloten met kunststenen afdekking) verbonden met de vleugel aan de Fortuinstraat. Deze vleugel heeft een L-vormige plattegrond door de uitbouw van de vleugel naar de binnenplaats toe. In de oostelijke oksel van deze uitbouw en de 'Fortuinvleugel' bevindt zich een uitbouw van twee bouwlagen met plat dak. In de westelijke oksel bevindt zich een ingangspartij van één laag met plat dak (en balustrade). De samengestelde kap van deze vleugel bestaat uit een geknikt en afgeknot schilddak. De gevels in schoonmetselwerk van grauwe baksteen in kruisverband worden sterk horizontaal benadrukt door de plint en uitkragende dakschilden. De plint bestaat aan de voornaamste vleugel (aan het Oostplantsoen) uit een volledig granieten basement. De overige gevels zijn uitgevoerd met vlakke plint, die afgesloten wordt door een band van graniet. De gemetselde vensters komen voor als staand enkelvoudig, drievoudig venster en als kruisvenster. Ze bestaan uit kunststenen wissel-, onder- en lekdorpels en kunststenen lateien, die over de breedte van meerdere vensters doorlopen. Ze bevatten stalen draairamen en meerruits vaste - en klepramen met stalen hang- en sluitwerk. Tussen de lateien en de lekdorpels van de vensters zijn de gevelvlakken verrijkt met uitgemetselde, geometrische patronen. De daken zijn gedekt met blauwe leien in maasdekking en hebben een licht uitzwenkende dakvoet. Deze wordt afgesloten door een kunststenen goot, die uitgevoerd is met rijk geprofileerde vergaarbakken. De dakschilden worden doorsneden door dakkappellen, die zich middenboven de vensterassen bevinden en bestaan uit met leien gedekte schildkapjes en houten, dubbele draairamen. De gevels worden afgesloten met een meervoudige, vlakke lijst van kunststeen, waarvan de lateien van de bovenste vensters deel uit maken. De voorgevel van het middenpaviljoen aan het Oostplantsoen bestaat uit een driedelige, kunststenen middenpartij, waarin zich de drie entreeportalen bevinden. Aan weerszijden van deze middenpartij is de gevel blind muv twee kleine staande vensters net boven de granieten plint. Vóór de entree een stoep met vier treden en bordes. Drie rondboogarcaden worden zwaar aangezet met blokken, een hanekam-motief en vier gebeeldhouwde figuren. De figuren fungeren als kariatyden voor de zwaarbewerkte lijst erboven waar uitkragende lisenen op rusten. Tussen de lisenen drie meervoudige vensters met roeden in de bovenlichten. Onder de vensters reliëfs met meandermotief en boven reliëfs met symbolen als de mercuriusstaf en schepen. Boven de uitkragende daklijst een opengewerkte balustrade en - corresponderend met de lisenen - decoratieve penanten. De inpandige entree bevat in het midden een dubbele glasdeur met decoratief ijzeren hekwerk met aan weerszijden daarvan. De vleugels bevatten per verdieping en per travee een kruisvenster. De risalerende voorgevels van de risalerende hoekpaviljoens bevatten twee reeksen van drie kruisvensters onder een gezamenlijke latei. De zijgevel-west bevat vijf traveeën met kruisvensters. De zijgevel aan de Fortuinstraat bevat op elk van de drie bouwlagen kruisvensters. Langs de gevel bevinden zich koekoeken. De dakschilden bevatten langgerekte reeksen liggende dakkapellen. De kopse gevel aan het Raam bevat drie reeksen van vier enkele vensters. De nevenentre in de oksel bevat een trap met bordes en borstweringen, een dubbele, inpandige deur en kunsstenen accenten. De gevel van de Fortuinvleugel bevat aan het binnenterrein overwegend kruisvensters met in de gevel van het tussenlid enkele vensters. De achtergevel van de 'Oostplantsoenvleugel' bevat enkele vensters. In de uitbouw waarin zich het trappenhuis bevindt bevinden zich langgerekte vensters met smalle, bakstenen muurdammen ertussen. De entree bevat een stoep en dubbele deur met bovenlichten, die gevat zijn in zware kunststenen omlijstingen.In de zijvleugel en eerste verdieping bevonden zich tekenzalen, assistentkamers, modellenzalen en examenzalen. Onder het gebouw bevinden zich grote kelders, waarvan de lichttoetreding via koekoeken aan de Fortuinstraat is georganiseerd. De zolderverdieping met houten kap en dakbeschot fungeerde als bergzolder. INTERIEUR. Het gebouw heeft de oorspronkelijke indeling en detaillering in grote lijnen behouden. De centrale ingangspartij aan het Oostplantsoen heeft een breed, volledig betegeld voorportaal, waarachter een ruime, volledig betegelde hal met het trappenhuis ligt. Drie rechtgesloten wandopeningen geven vanuit het tochtportaal toegang tot de centrale hal. Boven deze openingen bevinden zich grote bovenlichten met getrapte en keperboogvormige sluiting en glas-in-lood ramen. De lambrizeringen en borstwering van de keizerlijke trap van het centrale trappenhuis zijn betegeld in groen met sierlijsten in turkois, bruin en grijs. De dichte borstweringen worden bovenaan afgesloten met een brede afdekking van bruine tegels met een sierrand in reliëf in het midden en aan de zijkanten. Aan de westzijde bevinden zich zeven langgerekte lichten met getrapte afsluiting, die ramen met gebrandschilderd glas-in-lood bevatten. Van belang zijn voorts onder meer paneeldeuren, de houten lambrizering met vast bureau in één van de lokalen aan de zijde van het Oostplantsoen, de naaldhouten collegebanken in één van de lokalen aan de zijde van het Oostplantsoen, granitovloeren in gangen en toiletten, betegelde vloeren, betegelde lambrizeringen in de gangen in groen, turkois en bruine en grijze tinten, metalen kapstokken langs de lambrizeringen, neventrappenhuizen met granieten trappen, ijzeren balustrade met houten handlijsten en doorlopende lambrizering van gekleurde tegels in groen, turkois en zwart, natuurstenen vensterbanken, natuurstenen neuten en onderdorpels. De Erfscheiding bestaat uit een muur met een ijzeren hek, met bakstenen pijlers en plint. Zowel de bases van de pijlers als de plinten zijn voorzien van een granieten deklijst. De erfafscheiding bevindt zich langs de noord- en zuidzijde van het binnenplein. Langs de Doelenstraat is het hek rijker uitgevoerd. WaarderingHet voormalige universiteitsgebouw met bijbehorende erfafscheiding voor Weg-en Waterbouw aan het Oostplantsoen 25 naar ontwerp van architect G.van Drecht uit de periode 1918-1923 in de stijl van de Overgangsarchitectuur met invloeden van het Neo-Classicisme en met bijbehorend interieur is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde- als uitdrukking van een specifieke functie, namelijk gebouw voor wetenschappelijk onderwijs en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft;- als voorbeeld van de bouwstijl, namelijk Overgangsarchitectuur, vanwege de plaats die het inneemt in het oeuvre van de architect Van Drecht en vanwege de karakteristieke hoofdvorm, materiaalgebruik, detaillering en interieur en de hoge mate van gaafheid daarvan.Het universiteitsgebouw heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het Oostplantsoen en het Rijn-Schiekanaal en de ruimtelijk-functionele en visuele relatie met de omringende gebouwen van het TU-complex Binnenstad.

66515

InleidingBij het TU-complex Binnenstad behorende UNIVERSITEITSGEBOUW met ERFAFSCHEIDING van de Technische Hogeschool van de afdeling Weg- en Waterbouw naar ontwerp van architect G. van Drecht uit de periode 1918-1923 in de stijl van de Overgangsarchitectuur met invloeden van het Neo-Classicisme. Van 1976 tot 1997 maakte het gebouw onderdeel uit van de Centrale Bibliotheek van de TUD en de Centrale Fotografische Dienst, waarvoor Weg- en Waterbouw in 1976 door de rijksgebouwendienst verbouwd werd. De gebeeldhouwde entreepartij is van H.A. van den Eynde.In de kelders bevond zich vóór de bouw van het zelfstandige Waterloopkundig Laboratorium een tachtig meter lang laboratorium. De testmodellen werden van water voorzien door middel van een grote bak van gewapend beton, die buiten opgesteld was. Elektrische pompen, die opgesteld stonden onder het trappenhuis zorgden voor de watercirculatie.OmschrijvingHet gebouw is opgetrokken vanuit een samengestelde plattegrond en is grotendeels onderkelderd. De twee bouwlagen hoge hoofdmassa ligt evenwijdig aan het schuin op het stramien van de zijstraten liggende Oostplantsoen. Deze vleugel aan het Oostplantsoen bestaat uit een fors middenpaviljoen van drie traveeën breed onder een puntdak, dat bekroond wordt door een lantaarn. Achter dit hoofdvolume is het middenpaviljoen uitgebouwd met een samengesteld volume, dat het trappenhuis bevat, onder een puntdak en aan de westzijde een driekantige entreepartij (3/6) onder drie schilden. Aan weerszijden van het centrale, risalerende paviljoen bevinden zich twee vleugels van acht, resp. zeven traveeën breed met zadeldaken, waarvan de nokken evenwijdig aan de voorgevel lopen. De zuidelijke vleugel is langs de achtergevel uitgebouwd met een volume van één laag met plat dak. De haaks op het Oostplantsoen staande dwarsvleugels zijn voorzien van schilddaken met schoorstenen op de nokken. De zuidelijke dwarsvleugel is via een geknikt tussenlid met plat dak (met opengewerkte bakstenen balustrade afgesloten met kunststenen afdekking) verbonden met de vleugel aan de Fortuinstraat. Deze vleugel heeft een L-vormige plattegrond door de uitbouw van de vleugel naar de binnenplaats toe. In de oostelijke oksel van deze uitbouw en de 'Fortuinvleugel' bevindt zich een uitbouw van twee bouwlagen met plat dak. In de westelijke oksel bevindt zich een ingangspartij van één laag met plat dak (en balustrade). De samengestelde kap van deze vleugel bestaat uit een geknikt en afgeknot schilddak. De gevels in schoonmetselwerk van grauwe baksteen in kruisverband worden sterk horizontaal benadrukt door de plint en uitkragende dakschilden. De plint bestaat aan de voornaamste vleugel (aan het Oostplantsoen) uit een volledig granieten basement. De overige gevels zijn uitgevoerd met vlakke plint, die afgesloten wordt door een band van graniet. De gemetselde vensters komen voor als staand enkelvoudig, drievoudig venster en als kruisvenster. Ze bestaan uit kunststenen wissel-, onder- en lekdorpels en kunststenen lateien, die over de breedte van meerdere vensters doorlopen. Ze bevatten stalen draairamen en meerruits vaste - en klepramen met stalen hang- en sluitwerk. Tussen de lateien en de lekdorpels van de vensters zijn de gevelvlakken verrijkt met uitgemetselde, geometrische patronen. De daken zijn gedekt met blauwe leien in maasdekking en hebben een licht uitzwenkende dakvoet. Deze wordt afgesloten door een kunststenen goot, die uitgevoerd is met rijk geprofileerde vergaarbakken. De dakschilden worden doorsneden door dakkappellen, die zich middenboven de vensterassen bevinden en bestaan uit met leien gedekte schildkapjes en houten, dubbele draairamen. De gevels worden afgesloten met een meervoudige, vlakke lijst van kunststeen, waarvan de lateien van de bovenste vensters deel uit maken. De voorgevel van het middenpaviljoen aan het Oostplantsoen bestaat uit een driedelige, kunststenen middenpartij, waarin zich de drie entreeportalen bevinden. Aan weerszijden van deze middenpartij is de gevel blind muv twee kleine staande vensters net boven de granieten plint. Vóór de entree een stoep met vier treden en bordes. Drie rondboogarcaden worden zwaar aangezet met blokken, een hanekam-motief en vier gebeeldhouwde figuren. De figuren fungeren als kariatyden voor de zwaarbewerkte lijst erboven waar uitkragende lisenen op rusten. Tussen de lisenen drie meervoudige vensters met roeden in de bovenlichten. Onder de vensters reliëfs met meandermotief en boven reliëfs met symbolen als de mercuriusstaf en schepen. Boven de uitkragende daklijst een opengewerkte balustrade en - corresponderend met de lisenen - decoratieve penanten. De inpandige entree bevat in het midden een dubbele glasdeur met decoratief ijzeren hekwerk met aan weerszijden daarvan. De vleugels bevatten per verdieping en per travee een kruisvenster. De risalerende voorgevels van de risalerende hoekpaviljoens bevatten twee reeksen van drie kruisvensters onder een gezamenlijke latei. De zijgevel-west bevat vijf traveeën met kruisvensters. De zijgevel aan de Fortuinstraat bevat op elk van de drie bouwlagen kruisvensters. Langs de gevel bevinden zich koekoeken. De dakschilden bevatten langgerekte reeksen liggende dakkapellen. De kopse gevel aan het Raam bevat drie reeksen van vier enkele vensters. De nevenentre in de oksel bevat een trap met bordes en borstweringen, een dubbele, inpandige deur en kunsstenen accenten. De gevel van de Fortuinvleugel bevat aan het binnenterrein overwegend kruisvensters met in de gevel van het tussenlid enkele vensters. De achtergevel van de 'Oostplantsoenvleugel' bevat enkele vensters. In de uitbouw waarin zich het trappenhuis bevindt bevinden zich langgerekte vensters met smalle, bakstenen muurdammen ertussen. De entree bevat een stoep en dubbele deur met bovenlichten, die gevat zijn in zware kunststenen omlijstingen.In de zijvleugel en eerste verdieping bevonden zich tekenzalen, assistentkamers, modellenzalen en examenzalen. Onder het gebouw bevinden zich grote kelders, waarvan de lichttoetreding via koekoeken aan de Fortuinstraat is georganiseerd. De zolderverdieping met houten kap en dakbeschot fungeerde als bergzolder. INTERIEUR. Het gebouw heeft de oorspronkelijke indeling en detaillering in grote lijnen behouden. De centrale ingangspartij aan het Oostplantsoen heeft een breed, volledig betegeld voorportaal, waarachter een ruime, volledig betegelde hal met het trappenhuis ligt. Drie rechtgesloten wandopeningen geven vanuit het tochtportaal toegang tot de centrale hal. Boven deze openingen bevinden zich grote bovenlichten met getrapte en keperboogvormige sluiting en glas-in-lood ramen. De lambrizeringen en borstwering van de keizerlijke trap van het centrale trappenhuis zijn betegeld in groen met sierlijsten in turkois, bruin en grijs. De dichte borstweringen worden bovenaan afgesloten met een brede afdekking van bruine tegels met een sierrand in reliëf in het midden en aan de zijkanten. Aan de westzijde bevinden zich zeven langgerekte lichten met getrapte afsluiting, die ramen met gebrandschilderd glas-in-lood bevatten. Van belang zijn voorts onder meer paneeldeuren, de houten lambrizering met vast bureau in één van de lokalen aan de zijde van het Oostplantsoen, de naaldhouten collegebanken in één van de lokalen aan de zijde van het Oostplantsoen, granitovloeren in gangen en toiletten, betegelde vloeren, betegelde lambrizeringen in de gangen in groen, turkois en bruine en grijze tinten, metalen kapstokken langs de lambrizeringen, neventrappenhuizen met granieten trappen, ijzeren balustrade met houten handlijsten en doorlopende lambrizering van gekleurde tegels in groen, turkois en zwart, natuurstenen vensterbanken, natuurstenen neuten en onderdorpels. De Erfscheiding bestaat uit een muur met een ijzeren hek, met bakstenen pijlers en plint. Zowel de bases van de pijlers als de plinten zijn voorzien van een granieten deklijst. De erfafscheiding bevindt zich langs de noord- en zuidzijde van het binnenplein. Langs de Doelenstraat is het hek rijker uitgevoerd. WaarderingHet voormalige universiteitsgebouw met bijbehorende erfafscheiding voor Weg-en Waterbouw aan het Oostplantsoen 25 naar ontwerp van architect G.van Drecht uit de periode 1918-1923 in de stijl van de Overgangsarchitectuur met invloeden van het Neo-Classicisme en met bijbehorend interieur is van algemeen belang vanwege de cultuur- en architectuurhistorische waarde- als uitdrukking van een specifieke functie, namelijk gebouw voor wetenschappelijk onderwijs en vanwege de plaats die het inneemt in de geschiedenis van de Technische Universiteit Delft;- als voorbeeld van de bouwstijl, namelijk Overgangsarchitectuur, vanwege de plaats die het inneemt in het oeuvre van de architect Van Drecht en vanwege de karakteristieke hoofdvorm, materiaalgebruik, detaillering en interieur en de hoge mate van gaafheid daarvan.Het universiteitsgebouw heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het Oostplantsoen en het Rijn-Schiekanaal en de ruimtelijk-functionele en visuele relatie met de omringende gebouwen van het TU-complex Binnenstad.